Geschiedenis

Van woonhuis tot klooster

De geschiedenis van het Sambeekse redemptoristinnenklooster begint in 1873 met de verbouwing van een woning tot klooster voor paters redemptoristen die, zoals veel religieuzen, onder de Kulturkampf van Bismarck (1871-1878) uit Duitsland naar Nederland vluchtten.

Op de benedenverdieping werden een paar kamers tot kapel verbouwd, die meteen al werd opengesteld voor de Sambeekse bevolking; boven kwam een aantal onderkomens voor paters.

Gezien het aantal te verwachten paters of studenten uit Duitsland (Munster) werd het besluit genomen het nog kleine klooster uit te breiden. In juli 1873 werd er al aan begonnen, met hout uit Zaandam en stenen uit Cuijk. Van het oude woonhuis , dat maar één bovenverdieping en een zolder had, bleef niet veel overeind. De plannen werden voornamelijk gemaakt door bouwmeester broeder Vincent, die zich in het klooster-in-wording had gevestigd.

De verbouwing zorgde voor veel ongemak en zelfs ontbering. Gedurende de hele verbouwing is bijvoorbeeld de kapel wel driemaal op een andere plaats in die eerste vleugel van het gebouw gesitueerd geweest. Een van die verplaatsingen werd veroorzaakt door een al te voortvarende sloop van buitenmuren van de eerste kapel, die een gevaarlijke verzakking tot gevolg had.

thapbk030000421

Wijziging bestemming

De Duitse paters vonden intussen een onderkomen in Luxemburg. De bouw werd echter voortgezet, nu ten behoeve van studenten van de eigen Nederlandse provincie. In mei 1874 was het klooster (voorlopig) voltooid. Het juvenaat van de paters redemptoristen werd, met professoren en broeders, gevestigd in Sambeek.

Voor slechts enkele maanden! Wijziging van de vestigingsplannen leidde er uiteindelijk toe dat de zusters monialen redemptoristinnen vanwege overbevolking van hun klooster Mariëndaal te Partij-Wittem het gebouw ongezien kochten.

communiteit_1966_001

De Orde

De orde der redemptoristinnen wordt opgericht in 1731 door Maria Celeste Crostarosa (1696-1755). Het is een besloten orde, die zich wijdt aan gebed en contemplatie. De basis van de orde ligt in Italië, in Scala nabij Napels. Na 100 jaar wagen zij de sprong over de Alpen. In 1849 wordt het eerste klooster in Nederland gesticht, het nu nog bestaande klooster bij Wittem in Zuid-Limburg. In 1858 volgt Velp (bij Grave), dat in 1990 is overgenomen door de stichting Beth Hachajiem. In 1874 begint het verhaal in Sambeek.

2

Zusters

Op 3 september 1874 kwamen de eerste vier zusters, op 23 september gevolgd door zes andere. De eerste jaren waren moeilijk, door allerlei ontberingen, vooral kou: er waren geen kachels. In twee maanden tijd stierven twee jonge zusters en een novice aan longontsteking en pleuritis.

Neogotische kapel

In 1882 werd de kapel gebouwd, tegelijk met een kapittelzaal, ziekenzaal en enkele cellen.

Uitbreiding

Door aankopen werd het grondbezit van het klooster uitgebreid. Eén aankoop mag wel bij uitstek oecumenisch worden genoemd: het belendende huis van de joodse familie Cohen, eigendom van de protestantse gemeente van Boxmeer, werd gekocht voor de bouw van een nieuwe neogotische kapel. (Volgens een andere bron vond de aankoop al in 1873 plaats.)

In 1888 werden de oost- en zuidvleugel gerealiseerd; op bisschoppelijk bevel -uit zuinigheidsoverwegingen- met maar één bovenverdieping en een zolder. Om de hoogte aan te passen aan die van de eerste vleugel werden de daken zo spits, dat er een enorm hoge zolderruimte ontstond.

3

Kloosterleven

Het kloosterleven verliep ondertussen volgens een vast patroon van zesmaal bidden en getijden zingen en verder werken in de tuin, de bakkerij, de boerderij, de keuken, en de was doen voor verschillende kerken. Dit alles in strenge clausuur. In de kapel waren de zusters voor de kerkbezoekers alleen hoorbaar, niet zichtbaar. Het contact liep via “buitenmeisjes”, die als portiersters optraden en gasten ontvingen. Om de drie jaar vond de zogenaamde “ambtsverwisseling” plaats, waarbij de taken van de zusters wisselden.

6

Tijdens de Wereldoorlogen

Was er tijdens de Eerste Wereldoorlog behalve grote schaarste niet veel verandering in het kloosterleven, in de Tweede Wereldoorlog raakte het klooster middenin het oorlogstumult.

In deze oorlog hebben de Redemptoristinnen in het klooster veel te verduren gehad. Duitsers bewoonden het klooster. Ze zouden het in korte tijd in een zwijnenstal veranderen. Later kwamen er ook Engelse soldaten bij. De zusters schreven in hun kronieken (dagboeken) dat men ’s nachts Duits hoorde praten en overdag Engels. In die septembermaand in 1944 werd het geweld heviger en moesten de Zusters zelfs bescherming zoeken in de kelder.

communiteit_1941

 Overste Zuster Gertrudis liet de kelder in orde brengen voor een langdurig verblijf.  Veertig personen moesten er in schuilen. Er werd een altaar geplaatst met tabernakel om ‘Ons Heer’ te bewaren. Ook kisten met kostbaarheden en het archief werden er opgeslagen. De kleine raampjes werden afgedekt. Kaarsen zorgden voor verlichting.

Toen de Engelsen 25 september op hun tanks onder luid gejuich van de Sambekenaren Sambeek binnen trokken waren we bevrijd…of toch niet… Ondanks de intocht van de Engelsen bleven de zusters in de kelder.

Omdat Sambeek in de gevechtszone lag en omdat het Redemptoristinnenklooster één van de hogere gebouwen in Sambeek is en als uitkijkpost fungeerde, werd het klooster dikwijls met granaatvuur bestookt. De voltreffers sloegen in en vernielden hele stukken van de gebouwen. Het feest van de H.Michael op 29 september 1944 werd een zwarte dag voor de zusters. De nacht was zwaar geweest. De eeuwenoude kerk van Sambeek was enige nachten ervoor opgeblazen, nu was de hoge toren aan de beurt. Er werd  dynamiet aan zijn stevige voet gelegd en hij bleef staan, maar werd wel flink beschadigd.

In de kelder werd op die dag veel gebeden. Zuster Augustina bad voor. Het was weer erg onrustig. Terwijl Zuster Thecla, de kokkin, in de keuken bezig was met het bereiden van het middagmaal, moest ze telkens de keukenkelder in om te schuilen tegen geweld van granaatvuur. Het klooster werd verschillende keren geraakt. Er was geen ruit meer heel.

zuster_augustina_1933

Zuster Augustina

Toch lukte het Zuster Thecla een flinke pan pap de kelder in te krijgen. Het smaakte de zusters. Na het eten zocht ieder haar eigen plaats weer op. De oude Zuster Bernarda klaagde over tocht en ruilde met zuster Augustina van plaats.

Om half een gebeurde het afgrijselijke. Een voltreffer kwam binnen, vloog als een vuurbol door de kelder en deed zijn verwoestende werk: hij ketste tegen een tussenmuur en spatte uiteen. Door de luchtdruk werden een paar zusters op de grond geworpen. De kaarsen doofden en de barricaden voor de raampjes vlogen door de kelder. Er was niets te zien dan damp en vuur. De granaatscherven verwondden negen zusters. In paniek vluchtte ieder die nog lopen kon de kelder uit. De kokkin, zuster Thecla, bleek geraakt en was op slag dood. Ook zuster Augustina, die haar plaats net daarvoor geruild had, werd getroffen. Ze leefde nog 20 minuten. Terwijl het gebulder bleef aanhouden liep Zuster Fransisca snel naar de pastorie om de pastoor te waarschuwen en aangezien de dokter ook in de pastoriekelder schuilde, kwam er spoedig geestelijke en medische hulp. Pater Donatus had de moed de stukgeschoten kelder binnen te gaan en diende het sacrament van het Heilig Oliesel toe aan de twee slachtoffers. Op 2 oktober 1944 werden de twee zusters door hem begraven. Twee kisten werden op elkaar gedragen. Het was een kleine stoet naar de grafkelder. Omdat het levensgevaarlijk was mochten de zusters niet mee.

zr_thecla

Zuster Thecla

De overbuurman, meneer Logtens, maakte samen met zijn vriend de kelder weer enigszins bewoonbaar met stro en zandzakken. En vanaf 30 september hielden twee jonge mannen dag en nacht de wacht in de kelder bij dreigend gevaar. Het waren Harry Arts, zoon van een metselaar, en een onderduiker uit Roermond.

Eind september kwamen er nog twintig personen bij in de kelder. Het waren Zusters van een andere orde (de Dominicanessen) en bejaarde mannen en vrouwen. Ze kwamen van het bejaardenhuis Sint Ludovicus, waar het te gevaarlijk was geworden. Toen waren er in de kelder dus ongeveer 60 personen waaronder oude en zieke zusters in bedden, zelfs tuberculosepatiënten.

Verdere intensivering van de vijandelijkheden leidde tot het besluit de communiteit te evacueren naar het zusterklooster te Velp bij Grave, waar zij tot april 1945 gastvrij onderdak vond.

Na de oorlog werd het klooster moeizaam, maar met hulp van vele kanten herbouwd en kwam het kloosterleven weer op gang.

8

Modernisering

In 1958 gaf paus Pius XII het signaal voor “liberalisering” van de slotkloosters: vanaf nu mochten de zusters van de beschouwende orden en congregaties passend en lonend thuiswerk binnen de muren halen om zo in hun levensonderhoud te voorzien.

Na het Tweede Vaticaanse Concilie kwam er grotere openheid en werden de strenge kloosterregels aan de tijd aangepast. De tralies verdwenen uit de kapel en uit de spreekkamer en de zusters mochten vanaf nu hun familie bezoeken. Er kwam overleg in breder verband en de zusters kregen de gelegenheid cursussen te volgen. Mensen van buiten konden enige tijd in het klooster verblijven, de kapel kwam beschikbaar voor parochiediensten, huwelijken en jubileumvieringen. De toegankelijkheid van de zusters voor mensen met problemen werd groter.

simone_horoni_1978_001

Afscheid zusters

Maar ook in dit klooster werd de vergrijzing een probleem. Enkele moderniseringen van het gebouw konden niet verhinderen dat de zusters naar een ander onderkomen moesten uitzien. Op 17 juni 1993 verhuisden zij naar het kloosterbejaardenoord Sint-Anna te Boxmeer.

Het kloostercomplex werd overgedaan aan Stichting Beth Hachajiem, die in Velp bij Grave het bovengenoemde zusterklooster in eigendom had gekregen. In Sambeek vestigde zich een groep mensen, die zich in de loop der jaren heeft losgemaakt van Stichting Beth Hachajiem en als zelfstandige stichting, Het Kloosterhuis, ging werken aan de realisering van de doelstellingen van de stichting: het handhaven van het uiterlijk aanzien van het kloostercomplex; het mogelijk maken van religieuze en culturele activiteiten in de kapel en het bieden van tijdelijk onderdak.

Stichting Beth Hachajiem

Vanaf 1 juli 1993 trokken de eerste bewoners in het gebouw. In het begin ontbraken in sommige appartementen de meest basale voorzieningen, zodat we er min of meer kampeerden. Al snel worden de eerste tijdelijke gasten onthaald. Het gebouw verkeert in het algemeen in redelijk goede staat, maar er komen al snel problemen met de daken en goten.

In de loop der jaren groeit er onenigheid met het stichtingsbestuur in Velp en rijst de behoefte aan meer zelfstandigheid, met name op financieel gebied. Dit resulteert uiteindelijk in losmaking van Velp en de oprichting van de stichting Het Kloosterhuis op 19 december 1997.

kloosterhuisklein

Stichting Het Kloosterhuis

Zo langzamerhand raken we gesetteld. Er ontstaan tradities, zoals de maandelijkse klussendag en het jaarlijkse klusweekend, concertseries in de kapel en een schrijfgroep. De kapel wordt trouwzaal van de gemeente Boxmeer. De gastenkamers blijken in een dringende behoefte te voorzien en zijn vrijwel permanent bezet. Ze worden stuk voor stuk opgeknapt en met nieuwe meubels ingericht.

De dakgoten worden aangepakt en we proberen subsidies te werven voor het dak van de hoogbouw, vooralsnog vergeefs.

Al snel beginnen we na te denken over restauratie van de boerderij, die na meer dan 30 jaar leegstand in deplorabele staat verkeert en voornamelijk als bergruimte en fietsenstalling wordt gebruikt. In samenwerking met de regionale zorginstelling Vizier (nu ‘Dichterbij’) worden plannen uitgewerkt en gezocht naar financiële onderbouwing. Pas als in 2005 een paar subsidies worden toegekend en de zusters redemptoristinnen steun verlenen, kan de bouw beginnen en op 24 juni 2006 wordt de vernieuwde boerderij feestelijk geopend door de zusters en de burgemeester.

In 2009 en 2010 zijn de daken van de noordvleugel en de kapel vernieuwd. We hebben de zoldervloeren en de ramen van de gastenkamers geïsoleerd. De topgevels zijn gerestaureerd en de regenpijpen vernieuwd.

Nu dient zich het volgende project aan: de tuinmuur. Deze verkeert deels in zeer slechte staat en moet gedeeltelijk afgebroken en opnieuw opgemetseld worden.

Van de vaste bewoners van het eerste uur is een stel in 1997 naar Afrika vertrokken, en twee van onze huisgenoten zijn inmiddels overleden. Maar verder zijn we allemaal gebleven. En allemaal hopen we hier oud te kunnen worden.